Paus Custos wees op een wit bankje bij de fontein met vissen. 'Laten we even gaan zitten.' Toen ze naast elkaar plaatsgenomen hadden, vroeg Custos Enrico te omschrijven wat hij daarnet gevoeld had. 'Het was eenzelfde warmte en geborgenheid als in Elena’s ziekenkamer, toen Angelo en ik onze handen op haar legden.' 'Dat dacht ik al,' zei Custos. Na hem langdurig aangekeken te hebben, zei hij tegen zijn gast: 'Enrico, je bent een van de onzen.' 'Van wie?' 'Wat weet je van de uitverkorenen?' 'Dat zijn de mensen die over zichzelf beweren dat ze de afstammelingen van Jezus zijn. Zoals..' Enrico slikte zijn woorden in op het moment dat hij zich realiseerde wat hij wilde zeggen. 'Net zoals ik, zeg het maar gerust!' Er vindt een schisma plaats in de Katholieke Kerk: in Napels vestigt zich tegenpaus Lucius IV, over wie duistere geruchten circuleren en die uit het noorden van Toscane zou komen. Daar, in het gebied van de Etrusken, de oorspronkelijke bewoners van Italië, wil journaliste Elena Vida zijn verleden onderzoeken. En daarbij stuit ze, in het bergdorpje Borgo San Pietro, op mensen met magische krachten.Tegelijkertijd krijgt haar vriend Alexander Rosin, die uit de Zwitserse Garde gestapt is en nu ook voor de krant werkt, het verzoek van paus Custos om met de Romeinse politie naar de dader van een reeks gruwelijke moorden te zoeken. Moorden waarvan de slachtoffers allen in verband gebracht kunnen worden met de Vaticaanse Geloofscongregatie en het pauselijke Geheime Archief...