Op haar veertiende verjaardag ontdekt het zeemeisje een blaadje tussen haar lange, zwarte haren. Hieruit groeit een stengeltje, waaraan een wit zeegrasbloemetje verschijnt. Haar moeder, die heerst over de diepzee, bereidt haar vanaf dat moment voor op haar prinsessentaak. Zij moet de bloemetjes van het zeegras gaan beschermen, de enige bloemen in het onderwaterrijk.
Maar dan verschijnen er dagelijks landbloemen in de haren van het zeemeisje, die het zeegrasbloemetje overwoekeren. En in haar dromen roept een stem haar, net zolang tot zij de roep niet meer kan weerstaan...