Winston Smith, ambtenaar van het ministerie van Waarheid te Londen, toont een restje van overwonnen geachte individualiteit door verliefd te worden op een meisje. Het luidt zijn ondergang in, want hij leeft in 1984. De Partij, die een totalitair regime van lugubere perfectie heeft ingevoerd, erkent alleen de liefde die men voor haar leider Grote Broer moet voelen. Alle oude waarden zijn uitgeroeid of omgekeerd, alle mechanismen van liefde en haat dienstbaar gemaakt aan de Staat. En vóór Smith het genadeschot krijgt, zal hij dan ook met overtuiging zijn gevoelens hebben verloochend, vervuld zijn van de officiële waarheid en van een grenzeloze liefde voor 'Grote Broer'.