In Agra, een plaats in het noorden van India, wonen Narendra en zijn zusje Chandra. Hun ouders zijn arm en de kinderen moeten gaan bedelen bij de rijke toeristen om mee wat geld in het laatje te brengen. Kasper is zo’n toerist. Hij is samen met zijn vader naar India gereisd. Als hij Narendra en Chandra ontmoet, worden ze vrienden. Op een dag bezoekt Kasper de Tadj Mahal. In dat praalgraf van de mogolkeizer Sjah Jahan hoort hij een geheimzinnige stem: die van de geest van de dode Sjah Jahan… En de geest vraagt wel iets héél raars aan Kasper. Het is het begin van een vreemd avontuur.