Ik vroeg: 'Welke dag is het vandaag?' 'Dertig februari,' zei de oude man. Plotseling zag ik de zee... Zee, strand, schelpen, voetsporen in het zand... 'Hoe kom ik hier? Wat doe ik hier? Ik weet niet wie ik ben...'
Dit zijn enkele regels uit een dagboek: de schrijver ervan is zijn geheugen kwijt geraakt, maar enkele dingen roepen vage herinneringen op.
Ik zag de torens, grote hoekige blokken, geelgrijs, bijna lichtend tegen de sombere lucht. "Ik ken de torens, ik ken ze!" Maar alleen een woord kwam in me op en dat woord hoorde bij de torens: februari.
De jongen die dit overkomt, maakt een ontdekkingstocht, niet alleen naar een vergeten verleden, maar ook in een vreemde wereld waarin alles nieuw lijkt. Steeds op zoek naar wie hij was, wordt hij door de mensen die hij ontmoet soms geholpen, dan weer tegengewerkt. Door het dagboek dat hij bijhoudt, blijft de lezer op de hoogte van zijn belevenissen.
Het verhaal heeft weer de meeslepende spanning die Tonke Dragt zo goed weet op te roepen. De lezer herkent en tast in het duister, maar stap voor stap zal ook hem of haar deze vreemde wereld duidelijker worden.