Jakob gaat zijn grootvader in de herfstvakantie helpen met het opknappen van zijn huis. Opa vertelt spannende verhalen. Tot hij op een dag een ongeluk krijgt: hij glijdt van het dak en haalt zijn hand en zijn been open. ‘s Nachts ijlt hij in zijn koortsdromen... Van een mysterieuze oude vrouw hoort Jakob dat zijn grootvader alleen kan genezen wanneer de rode houten zwaan die hij als jongen kwijtraakte, wordt teruggevonden. Jakob gaat op zoek in het bos waarover opa hem vertelde. Hij ziet de scheefgegroeide boom, hij ziet het meer waarin de karpers zwemmen. Hij zwemt er zelf in en zingt: Jongetjes van Nederland, zwem toch op je rug! De Piemelgniep ligt op de loer en hij geeft nooit iets terug. Dan valt hij op het bruggetje en haalt zijn arm open. Er vallen druppels bloed in het water, en het water komt in beweging...