Een koude huivering voer over Zarono's rug. De jungle was in een onheilspellend zwijgen gehuld. Op een klein eiland kon je geen grote dieren verwachten, maar toch zou het gezoef van vogelvleugels, het geritsel van wegschietende hagedissen en landkrabben en het geklepper van de zware bladeren van de palmbomen boven hem, heen en weer wiegend in de wind, hoorbaar geweest moeten zijn. Maar er was geen enkel geluid, alsof de jungle de adem inhield en hen met onzichtbare ogen bekeek. Tegen de middag bereikten ze hun doel. De jungle hield abrupt op, alsof planten en bomen een onzichtbare grens niet durfden te overschrijden. Voorbij die onzichtbare grens stekte zich zanderige grond uit...