Een bundel korte schetsen, nooit langer dan enkele bladzijden, die men het beste prozagedichten kan noemen en die ons binnenvoeren in een wereld van ridders en pages, van narren en lijfeigenen, van kathedraalbouwers, minstreels, alchimisten, kloosterbroeders en pelgrims. De meeste der schetsen zijn gedrenkt in 'n middeleeuwsche sfeer, het zijn vergane-minuten-van leven en soms eenvoudige beelden van dagelijksch leven. Er spoken kobolden en huisgeesten door deze "vluchtige Begroetingen"; De eene maal vertellen zij een kleine wijsheid, de andere maal een harde waarheid, ten derden male een grillige zottermij. En niet alleen de verbeelding die ons de tafereelen scherp omlijnd en bijna plastisch voor den geest brengt, maar ook de dramatische bouw maakt deze verhalen zoo levend en boeiend.