De 'goden' zijn de groepen marmeren beelden die omstreeks 1800 door Lord Elgin weggeroofd werden uit het Parthenon. De Griekse oudheidkundige dr. Nikos Grammatikakis heeft zich tot levensdoel gekozen, deze beelden uit het Brits Museum terug te kapen en in hun oude luister te herstellen. Hij wordt geholpen door zijn platonische geliefde Diotima, door zijn maîtresse Daphne, die hem uit haar nachtelijke clientèle een knokploeg levert, en door zijn broer Kostas, een onverschrokken journalist, die van een toekomst droomt, waarin de mens door wetenschap en techniek aarde en heelal zal beheersen.

In een onbepaald jaar tussen vandaag en het jaar 2000 lanceren de Amerikanen een ruimteschip naar de planeet Mars. De astronauten keren terug. Maar hun triomf duurt kort, want onwetend hebben zij een onbekend virus meegebracht, dat een geheimzinnige en dodelijke epidemie veroorzaakt, die over de wereld trekt. De mensheid, die ten onder dacht te gaan aan het monsterachtig grote, wordt vernietigd door het onzichtbare kleine. Ondanks de samenwerking tussen vijanden van gisteren, blijft het virus dag aan dag oprukken. Nikos maakt van de ontreddering gebruik en haalt de godenbeelden weg uit het Brits Museum.

Wanneer ze weer zijn ingemetseld in een opnieuw gewijde tempel, bereikt het virus ook de stad Athene. De goden, te laat naar huis gehaald, staren vanaf de Akropolis uit over een wereld, stervend aan te veel wetenschap en te weinig inzicht. Maar de virologen vechten onversaagd door. Tot het laatst toe blijft de uitslag in twijfel.

Dit boek is deels een science-fiction-roman, deels een fantasmagorie, deels een fabel. In de stijl van 'zo zou het kunnen gebeuren' beeldt het aangrijpend de conflicten en gevaren uit, waarmee de moderne mens moet leven.