De blauwe pluisbol raasde naar omlaag. De poten en de nekslierten veerden in. Plotseling hing de bol vlak voor An. Op vier sprieten boven op de bol stonden ogen. Onafhankelijk van elkaar bewogen ze naar boven, naar beneden, naar links en naar rechts. (...)

'Ga weg', prevelde An. 'Alsjeblieft, ga weg...'

Ze hoorde een krakend geluid, gevolgd door piepjes, gegrom, getoeter en geklik (...)

'Jull ie hebb un taal?' klonk een eentonige, metalige stem. Alsof een machine losse lettergrepen opdreunde.