Het is stil.

Er is geknipt, maar niemand heeft de schaar gehoord. Er wordt gevouwen, maar geritsel klinkt er niet. Er is een man. Hij vouwt mijn huis, hij plakt jouw huis en zet ze neer in onze straat. Maar er klinkt geen geluid. Er zijn lantaarns in de nacht. De vlammetjes zijn onze dromen. Ze branden fel, maar je hoort niets, geen voetstap in een steeg, geen boot die door wolken vaart, geen scooter op een slangenlijf, geen paard dat langs de hemel draaft. Niets. Want de deurtjes van de lantaarns zijn nog dicht. Heb jij wel eens niets gehoord, helemaal niets?

In de nacht brengt meneer Makkelie de dromen rond.