Met een verbijsterende snelheid breiden de steden zich in het uniforme en torenhoge woonblokken uit. Een verstikkende ring snoert de individualiteit steeds meer in de tegenstribbelende slachtoffers worden in het onpersoonlijke uniform van de massa geperst.

Temidden van deze huidige en toekomstige krachten leven enkele mensen nog ongestoord in hun vierkamerwoning onkundig van de krakende wereld om hun heen. Maar langzamerhand wordt ook hier het schrikbewind van de massa voelbaar in de persoon van Bever, een onberispelijk maar onpersoonlijk man, die als een mensgeworden toekomstgedachte rondsluipt en de mensen met zijn leer doordrenkt.

Hij is het die de figuren samendrijft, onderlinge haat, voortgekomen uit sleur aanwakkert, de oude man schijnbaar bevrijdt van de gedachte aan de dood, zodat de personen kneedbaar worden in zijn egaliserende handen. Maar door dit nauwe, haast beroepsmatige contact met hen dringt hun leven zich in zijn ideale toekomstbeeld binnen. En hoe kan het ook anders - het wordt zijn ondergang.

Bever staat voor deze tijd, waarin het individu, ondanks zijn tegenwerpingen, wordt meegezogen in de maalstroom van een onverschillige en toonaangevende massa, die hem dwingt diezelfde blokken als zij te bewonen, hetzelfde te denken, kortom één met hen te worden.

De jonge auteur Johan Fredrik geeft met zijn debuut een beangstigend relaas van wat er gaande is, en velen zullen zichzelf herkennen.