Nauwelijks enkele passen voor mij verschijnt iemand. Opnieuw een angstaanjagende jonge krijger, met een strakgespannen boog deze keer. Ach, het is mijn broer Reigeroog! Hij kijkt me koud aan, zijn dodelijke pijl is op mijn hart gericht. Het is dagen geleden dat Reigeroog iets tegen me heeft gezegd, maar nu doet hij zijn mond open.
'Meekomen, Warrel. Ziet er slecht voor je uit. Nooit gedacht... een verrader... mijn eigen broertje!'
Ale levenskracht vloeit uit mij n lijf, door mijn voeten de grond in. Ik wankel, Reigeroogs pijl op mijn borst is als de duistere, machtige vinger van de dood. Nauwelijks hoor ik het plotselinge geschreeuw in het bos, het geluid van brekende takken, het zoeven van een pijl, de pijnlijke brul van een getroffene.
'Ever!' De verre, felle gil van Distel schudt mij wakker en voorkomt dat ik flauwval, midden op het pad.