In Anna’s borstkas woont een mannetje. Hij is klein en rood, heeft lange armen, korte benen en een grote mond. Het mannetje is een enorme pestkop. Hij stampt en schreeuwt en schopt en roept dingen waar Anna bang van wordt.
‘Het is niet goed dat je zo bang bent,’ zegt iedereen altijd, dus op een dag besluit Anna om nooit meer naar het mannetje te luisteren. Vanaf nu is ze dapper. De nieuwe, dappere Anna is ook een beetje onvoorzichtig. Ze spijbelt van school en gaat met een vreemd meisje mee naar een verborgen speelparadijs… Is dat wel zo verstandig?