De wereld van Raul Kinson had wanden. Het was een wereld van kamers, van trappen, van gangen. Iets anders was er niet. Hij had geprobeerd zijn gedachten door de wanden te laten breken, maar gedachten kunnen het idee van het niet-zijn niet bevatten. Toen hij tien jaar was, had hij het gat in de wand ontdekt. Het was een gat waar je niet door kon kruipen, want het was afgesloten met iets waar je doorheen kon kijken, zoals je door water kijkt. Toch voelde het materiaal hard aan. Toen was hij nog niet oud genoeg om te mogen dromen. Dromen was iets voor de ouderen, voor hen die groot genoeg waren om mee te mogen doen aan de paringsspelletjes...