Geboren te Oedelem. Was fabrikant, autodidact en schrijver van sociaal realistische en naturalistische romans. Marcel Gustaaf Matthijs wordt als vijfde in een gezin van acht kinderen geboren. Zijn vader, Felix Matthijs was een zelfstandig arbeider, gareelmaker en herbergier, zijn was moeder Leopoldine De Raedt uit Gent, een wees van haar zesde jaar af. Hij volgt enkel lager onderwijs en staat vanaf zijn twaalfde op eigen benen. Eerst als knecht in een religieus college te Sluis (Nederland), op zijn dertiende was hij knecht in een bloemisterij in Brussel. Wanneer de Duitsers in de Eerste Wereldoorlog Brussel bezetten, keert Matthijs naar Oedelem terug. Hij wordt er lid van de „Katholieke Jonge Wacht“, een vereniging die door de onderpastoor Camiel van Overschelde van Oedelem was opgericht. Het was hoofdzakelijk een toneelbond, studiekring én zangvereniging, maar blijkbaar hield ze zich toch ook bezig met politiek, politiek van Vlaams-nationale aard. In het West-Vlaanderen van die tijd was dat natuurlijk niet zo vreemd: de traditie van Gezelle, Rodenbach, Verriest enz. werkte uiteraard verder, zeker onder jonge mensen. Onder invloed van de onderpastoor wordt de jonge Matthijs lid van de 'Brugse Groeningewacht', een sterk Vlaams nationalistische beweging. Volgens Vanacker in zijn boek ‘Het Aktivistisch avontuur ‘was dit een soort knokploeg van de Vlaams-nationalisten, die Borms als hun geestelijke leider beschouwden. Matthijs wordt dan ook na de oorlog, op grond van het lidmaatschap van die groep, aangehouden en samen met de voornoemde onderpastoor en enkele andere dorpsgenoten gedurende enkele maanden wegens activisme opgesloten eerst in een kamp te Reesbrugge, daarna in de Brugse gevangenis. Tot een proces is het echter wegens de jeugdige leeftijd van Matthijs nooit gekomen. In 1924 treedt hij in het huwelijk met Eveline De Lille. Hij gaat met zijn echtgenote in Sint-Kruis bij Brugge wonen, waar hij blijft tot in 1941, waarna hij terugkeert naar zijn geboortedorp Oedelem. Rond die tijd kiest hij ook voorgoed voor het beroep van stoffeerder/garneerder, dat hij met een onderbreking zal blijven uitoefenen tot in de jaren zestig, vlak voor zijn dood. Eerst doet hij dat bij de firma ‘Art Mobilier’ in Brugge, tot 1928, daarna in dezelfde stad als meestergast-stoffeerder bij Maison Heylen-Withoek. In 1941 wordt hem door bevriende politici uit Vlaams-nationale en katholieke hoek de functie van burgemeester van zijn geboortedorp Oedelem aangeboden. Hij aanvaardt die post, en hij blijft dat tot hij in 1944 aangehouden wordt. Overleden te Brugge aan de gevolgen van een hartkwaal.