Geboren in Amsterdam, Vader was op de koopvaardij, doopsgezind, gymnasium, als jongmaatje in textielzaak. In 1838 door zijn vader meegenomen naar Nederlands Indië, Werkzaam in de Rekenkamer te Batavia. Vanaf 1842 ambtenaar te Natal. Verdacht onterecht van valsheid in geschrifte. Gehuwd met (baronesse) Everdina Huberta van Wijnbergen, werkte in Poerwpredjo (Java) en daarna als residentie-secretaris te Menado (Celebes) en als assistent-resident op Ambon, In 1852 met ziekteverlof naar Nederland. In januari 1856 benoemd tot assistent-resident van Lebak (Bantam).