Geboren in 's-Gravenhage. Pieter Jacob Andriessen groeide op in een gezin met vier broers en vier zusters. In zijn jeugd had hij een voorkeur voor lezen, spelen met marionetten en het verzamelen van insekten, die hij bijzette in zijn insektenkasten. Vooral onder invloed van zijn vader, Jacob Andriessen, hoofd van een school te 's-Gravenhage, werd hij onderwijzer. Nadat hij eerst enkele jaren les had gegeven op de school van zijn vader, was Pieter van 1844 tot 1872 hoofdonderwijzer in Amsterdam, waarna hij zich geheel wijdde aan het schrijversschap. Hij schreef eerst onder het pseudoniem Pieter Jacobsz de volgende boeken Adolf of de verloren zoon, De minnezanger van Gravinne Ada en De Schoondochter. Onder zijn eigen naam schreef hij veel boeken voor de jeugd, waaronder de serie "'eene geheele reeks van romantische verhalen voor jongelieden, voornamelijk aan de vaderlandsche geschiedenis ontleend". In 1844 was hij getrouwd met Johanna Maria Adriana Hendrica Hesbroek.
Samen met W.J. Hofdijk schreef hij Panorama van Neerlands verleden en samen met zijn dochter Suze Andriessen schreef hij vlak voor zijn dood "Het Heidebloempje". In juli 1872 stopte hij met lesgeven en sloot de school; hij had klachten die wezen op een hartziekte.
Gestorven in Amsterdam aan een hartkwaal en begraven te Rustoord, waar een gedenkteken voor hem is opgericht.