Geboren in Sluis. Autodidact. Dichter, Journalist en romanschrijver. Behoorde als protestants-christelijk schrijver met zijn vroege poëzie tot de kring van Opwaartsche Wegen, maar hij werkte ook mee aan De Vrije Bladen. Zijn vader, een kruidenier, stierf op z'n 44ste. De kruidenierszaak werd overeind geholpen door de mensen die vluchtten voor de Eerste Wereldoorlog. Toen die voorbij was, vertrokken de meeste vluchtelingen weer uit Sluis. Waardoor moeder haar broodwinning zo goed als kwijt was. Dat vrat aan Jan Eekhout, die in de jaren '30 zijn toevlucht zocht in schrijven en dichten. Hij schreef op moeders zoldertje, waar hij tot zijn dertigste woonde. Door zijn huwelijk met een dichteres Elisabeth Reitsma, die ook na haar huwelijk weigerde het ouderlijk huis te verlaten, kwam hij in Groningen terecht. Ook daar mocht Eekhout op de zolder wonen. Eekhout debuteert met de bundel 'Louteringen' (1927). Hij publiceert poëzie en enkele romans, waaronder 'Warden, een koning' (1937). In die tijd drijft hij steeds meer in de richting van het nationaalsocialisme. In 1939 wordt hij lid van de NSB en de Nederlandsche Kultuurkamer, maar geeft pas na mei 1940 blijk van zijn nationaal-socialistische overtuiging. Eekhout werd zeer actief in de Kultuurkamer en werd door de Duitsers geëerd, zelfs onderscheiden. Het ministerie nodigde hem uit voor een bijeenkomst voor Duitse schrijvers, hij vertaalde twee nazistische gedichten. Onder de Duitse bezetter bloeide Eekhout helemaal op. Ontving in 1942 de Meesterprijs voor Nederlandse Letteren. Hij publiceert in 1942 bij de nationaalsocialistische uitgeverij De Schouw de verzenbundels De zanger van de nacht (opgedragen aan Tobie Goedewaagen) en Noordlicht. In datzelfde jaar verschijnt zijn Groot-Duitsche dichtkunst, een bloemlezing van door Eekhout vertaalde Duitse nationaalsocialistische poëzie. Uit eigen kring krijgt hij op deze bloemlezing kritiek van Gerard Wijdeveld. Met zijn nieuwe echtgenote, Eekhout en Reitsma waren in 1943 gescheiden, streek hij neer in Sint Anna ter Muiden, tot hij naar Amsterdam vertrok.Zijn laatste publicatie in oorlogstijd (het gedicht 'Laat ons heidenen zijn') verschijnt in maart 1945 in Storm, het weekblad van de Nederlandse SS. Na de oorlog veroordeelt het tribunaal in Leeuwarden hem tot een gevangenisstraf van twee jaar. Daarnaast mocht hij tien jaar niets publiceren. Hij tracht zich te rehabiliteren in het autobiografische en apologetisch-getinte 'Vlucht naar de vijand' (1954), waarvoor Anton van Duinkerken een inleiding schrijft en waarmee hij de jarenlange stilte rond zijn persoon verbreekt. Eekhout schrijft daarna een groot aantal romans, ook voor de jeugd, zoals 'De duivelstoren' (1962) en 'Het dorp bij de hemel' (1967). Overleden in Amsterdam aan de gevolgen van kanker.