Geboren te Groningen. Zijn vader was een begaafd timmerman, die zich meer en meer als ‘bouwmeester’ ontplooide. Zijn moeder heette Tybechien Uildriks. Beiden waren ook uit de stad Groningen afkomstig. Van september 1907 tot de zomer van 1913 bezocht Geert een lagere school in zijn geboorteplaats. Daarna volgde hij twee jaar lang lessen aan de ‘Tweede jongensschool ter voorbereiding voor middelbaar en hooger onderwijs’, een cursus van drie jaar waarvan hij er twee nodig had om zonder toelatingsexamen op de h.b.s. geplaatst te worden. Een aantekening op zijn laatste rapport vermeldt dat hij aan het slot van de cursus ‘zeer zenuwachtig’ was. De inspanning die deze versnelde studieperiode van hem vergde, zal daaraan wel debet geweest zijn. In 1921 legde hij zijn eindexamen-h.b.s. af. Een jaar later deed hij staatsexamen. En zo kon hij zich in oktober 1922 aan de Groningse universiteit laten inschrijven als student in de Nederlandse taal- en letterkunde. Toentertijd was het nog gebruikelijk in deze studie ook de - in het bijzonder vaderlandse - geschiedenis te verwerken. Leermeesters waren de hoogleraren Kluyver voor taal- en letterkunde, Gosses voor geschiedenis, Symons voor Gotisch en Heymans voor wijsbegeerte, waaronder ook psychologie ressorteerde. De lector pedagogiek Brugmans nam ook de didactiek voor zijn rekening. In mei 1928 volgde het doctoraalexamen. Vrijwel direct daarop begon hij aan de opzet van een dissertatie. Dit blijkt uit een voorstudie die hij schreef ‘over den bouw van den alexandrijn bij Hooft, met eene uitvoerige toelichting van verschillende gevallen’. Dit opstel, ingestuurd onder de zinspreuk Scribendi recte sapere est et principium et fons, werd door de Groningse universiteit in september 1929 met een ‘eervolle vermelding’ gehonoreerd. In het begin van 1929 vervulde Kazemier gedurende slechts vier weken een tijdelijke betrekking als leraar in Appingedam ter vervanging van een zieke collega. Verschillende factoren brachten hem ertoe naar Den Haag te verhuizen. Daar was zijn oom, de pedagoog prof. R. Casimir, als rector actief betrokken bij het introduceren van een nieuw type opleiding. In juli 1929 werd hij benoemd als leraar Nederlands en geschiedenis aan het pas opgerichte Vrijzinnig-Christelijk Lyceum in Den Haag, aanvankelijk voor een jaar met de toezegging van een vaste positie bij gebleken geschiktheid. Zoals de meeste docenten had hij enige tijd nodig om het ‘vak’ te leren. Het v.c.l. zou hij tot zijn pensionering in verschillende functies en buitenschoolse activiteiten dienen, steeds groeiend in zijn kwaliteiten. Inmiddels was hij in september 1929 getrouwd met Elisabeth Kramer, als dochter van een onderwijzer op 26 september 1902 in Uithuizermeeden geboren. Vóór haar huwelijk was zij zelf ook onderwijzeres, onder andere op Texel en in Leeuwarden. Voor haar echtgenoot was ze een sterke steun. In 1934 besloot Kazemier zijn academische opleiding met een promotie bij Albert Verwey in Leiden. Hij had zijn proefschrift gewijd aan een bredere en diepgaander studie van Het vers van Hooft. De doctorstitel verwierf hij ‘met lof’. Groei van het aantal leerlingen maakte al tijdens de bezettingsjaren de oprichting van een Tweede v.c.l. noodzakelijk en Kazemier werd als conrector met deze taak belast. Als krachtige, op de praktijk gerichte persoonlijkheid stampte hij in recordtijd mede met de hulp van leerlingen en collega's in een groot huis aan het Haagse Sweelinckplein een nieuwe school uit de grond. Het bleek dat Geert Kazemier over tot dan toe enigszins ‘verborgen’ talenten beschikte: Palma sub pondere crescit. Het was in deze levensfase dat hij uitgroeide tot de veelzijdige pedagoog die zijn naaste medewerkers in hem zagen. Nog vóór het einde van de oorlog werd naar een bouwplan gestreefd, zodat na de oorlog met de uitvoering van het ontwerp van architect J.J.P Oud aan de Goudsbloemlaan een begin kon worden gemaakt. De idee waaraan ook het ‘eerste’ v.c.l. ontsprongen was, werd aldus verwezenlijkt. 1 September 1956 zwaaide de poort van Ouds schepping, een monumentaal gebouw waarin docenten en scholieren zich voorbereidden op hun toekomst, open en kon Kazemier zijn taak als rector aanvaarden. In een laatste periode stond Kazemier nog als rector van de befaamde Haagse School voor Taal- en Letterkunde aan het hoofd van een ‘dagschool’ voor de m.o.-akten in de moderne talen, waarvan hij zelf een vurig pleitbezorger was geweest.
Kazemier was gerijpt tot pedagoog die op zijn tachtigste verjaardag gehuldigd werd door een brede schare van leraren, oud-leraren, oud-studenten, ouders, autoriteiten en m.o.-b.'ers uit de cursus van Kazemiers allerlaatste functie. Talrijken gaven in een bescheiden boekje van hun bewondering, waardering en grote dankbaarheid blijk. Een van de dankbaren formuleerde de kern van Kazemiers streven: ‘Hij heeft veel voor en met zijn leerlingen bereikt, omdat hij een opvoeder in hart en nieren was.’ Voor een ander ‘vormen het 2e v.c.l. en Geert een onverbrekelijke eenheid’ en hij ziet als essentie van die ‘eenheid’: ‘uitgaan van eigen aard en wezen van iedere leerling persoonlijk’. Waarschijnlijk was de taak die hem daarna nog wachtte, de zwaarste. Zijn vrouw, zijn Lize, verzwakte ernstig; zij geraakte in een fase die men gemeenlijk aanduidt als ‘dementie’. Geert week niet van haar zijde en verzorgde haar tot het einde: 28 november 1991. Amper drie weken later volgde hij haar. Overleden te Den Haag.