Geboren in de Nederlands Hervormde Diakonesseninrichting aan de Overtoom te Amsterdam. Was een Nederlands schrijver van romans, novellen, verhalen, poëzie, toneelstukken en scenario's, alsmede van essays, kritieken en polemieken. Hij was het tweede kind van de onderwijzer Johan Hermans (1879-1967) en Hendrika 'Rika' Hillegonda (1884-1967), die tot hun huwelijk op 24 juli 1913 onderwijzeres was. Hun eerste kind was Hermans' oudere zus Cornelia 'Corry' Geertruida (1918-1940). Tot 1929 woonde het gezin aan de Brederodestraat nummer 93 eenhoog, daarna verhuisde het naar het in hetzelfde huizenblok gelegen adres Eerste Helmersstraat 208 driehoog, waardoor ze er twee zolderkamers bij kregen. Hermans bezocht de Pieter Langendijkschool (later Annie M.G. Schmidtschool genaamd) aan de Pieter Langendijkstraat 44. De klas telde meer dan veertig leerlingen. Hermans' beste vak was geschiedenis. Hij was erg op zichzelf en verwierf zich vanwege zijn houterigheid en betweterigheid de bijnaam 'Stijve Jezus'. Van zijn vijfde tot zijn twaalfde kreeg hij pianoles, zonder veel succes. Hij verliet de lagere school met redelijke cijfers, de hoogste voor geschiedenis en aardrijkskunde. Als tienjarige bezat Hermans enkele favoriete boeken die hij steeds herlas. Het gaat om klassiekers, naverteld voor kinderen: 'Gullivers reizen', speciaal de episode van Gulliver onder de dwergen. 'Robinson Crusoe', dat hij honderden keren herlas. 'De Hoogvliegers' van kinderboekenschrijver Leonard Roggeveen. Verder 'Alice in Wonderland' en een navertelling van de Bijbel door Siebold Ulfers. Daarnaast las Hermans nog meer kinderliteratuur, een jeugdfeuilleton uit een oud weekblad (Voor 't jonge volkje) genaamd 'Kleine oorzaken, grote gevolgen'. Een geheimzinnige betovering ging uit van het verhaal 'Koning Arthur en de Ridders van de Tafelronde', eveneens in een bewerking voor kinderen. Nog decennia later kon Hermans het verhaal niet navertellen zonder kippenvel te krijgen. Op twaalfjarige leeftijd las Hermans Multatuli's 'Woutertje Pieterse' met zelfherkenning een grote rol speelde bij het verhaal over een Amsterdamse schooljongen die weinig begrip of sympathie ontmoette, onophoudelijk door zijn moeder berispt werd, hooghartig behandeld door zijn oudere broer Stoffel, voor gek versleten door de schoolmeester, uitgekafferd omdat hij dweepte met een soort ridderroman. Bovendien spraken personages net zoals Hermans' gevreesde grootmoeder, die, geboren in 1860, haar jeugd in dezelfde buurt doorbracht als Woutertje de zijne. Na de lagere school volgde Hermans vanaf 1933 onderwijs aan het Barlaeus Gymnasium. In de eerste klas kreeg hij les in Latijn, Nederlands, Frans, geschiedenis, aardrijkskunde, wiskunde en biologie. In het tweede jaar werd het curriculum uitgebreid met Grieks en Duits. Omdat hij zijn tijd meer aan andere zaken dan aan schoolwerk besteedde, vooral aan scheikundige experimenten, bleef hij in de derde klas zitten. Op twaalf-, dertienjarige leeftijd begon hij belangstelling voor de natuur te ontwikkelen. Nadat hij was blijven zitten mocht hij lid worden van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie.Tijdens zomervakanties verzamelde hij schelpen en stenen en zijn lectuur bestond vooral uit min of meer populaire natuurwetenschappelijke boeken en biografieën van mensen als Edison. Een grote indruk maakte ook 'Smeltkroezen. Leven en werken der groote scheikundigen' (Leopold, 1931), de Nederlandse vertaling van Bernard Jaffes Crucibles. 'The Story of Chemistry', een populaire geschiedenis van de chemische wetenschappen. In de tweede klas werden bij biologie de cloacadieren behandeld, maar Hermans kreeg geen antwoord op de vraag hoe de voortplanting bij de mens in zijn werk gaat. Ook zijn ouders gaven geen voorlichting, zodat hij zichzelf op de hoogte bracht aan de hand van de encyclopedie in de Openbare Leeszaal. Toen de school in 1936 zeshonderd jaar bestond werd 'Antigone' van Sophocles opgevoerd. Hermans zelf had een kleine rol in het koor, maar het stuk maakte een enorme indruk op hem en heeft "een zeer grote stoot aan mijn literaire ontwikkeling gegeven. Een jaar later voerden de leerlingen de 'Lucifer' van Vondel op, met Hermans in het koor van Luciferisten. Hermans' lectuur van 1936 tot aan de oorlog omvatte onder meer Multatuli, Slauerhoff, Von Kleist, Nietzsche ('Also sprach Zarathustra'), Céline, Freud (vertaling van 'Die Psychopathologie des Alltagslebens'), Kafka en Schopenhauer. Op zijn zestiende hield hij op school een voordracht over 'Buddenbrooks' van Thomas Mann en in 1938 over Kafka's 'Der Prozess'. Biograaf Otterspeer ziet als belangrijke literaire ontdekkingen die Hermans al op zijn vijftiende deed 'Woutertje Pieterse', Slauerhoff en Freud. Met Freud maakte hij kennis doordat hij van een Duitse klasgenoot een boek van Stefan Zweig leende, 'Heilung durch den Geist'. Met name het concept van de Fehlleistung maakte grote indruk. In Zweig trof hij ook een beschouwing aan over Franz Anton Mesmer, de grondlegger van de hypnose. In de zesde klas las hij voor het eerst een roman in het Frans, 'Le Rouge et le Noir' van Stendhal. In februari 1939 begon hij mee te werken aan de schoolkrant, 'Suum Cuique' (ieder het zijne), waarvan hij in oktober hoofdredacteur werd. Hij droeg reportages over schoolevenementen, verhalen gedichten en essays bij, over onder meer Slauerhoff, Van Deyssel, Multatuli en Poe. Als het officiële literaire debuut van Hermans geldt een verhaal dat werd afgedrukt in het Zaterdag-bijvoegsel van het Algemeen Handelsblad van 6 april 1940. Dit verhaal schreef hij in december 1938 onder de titel 'Uitvinder', waarmee hij de eerste prijs behaalde van een opstelwedstrijd georganiseerd door Disciplina Vitae Scipio, de letterkundige vereniging van het Barlaeus.Hermans stuurde het verhaal op naar allerlei tijdschriften die hij kende van de leesportefeuille thuis: eerst naar Groot Nederland, toen naar De Gids, uiteindelijk naar het Algemeen Handelsblad, waar het nog twee maanden bleef liggen. Op 6 april 1940 werd het afgedrukt onder de titel 'En toch... was de machine goed'. Hermans' ouders stelden zijn drie jaar oudere zuster Corry, op hetzelfde Barlaeus gymnasium een voorbeeldige leerling, altijd aan hem ten voorbeeld. Als kind zag Hermans haar zorgzaamheid als het verlengstuk van de ouders, maar vanaf omstreeks 1935 wekt de overgeleverde correspondentie de indruk dat broer en zus steeds meer samenspannen tegen hun bange en strenge ouders. In 1936 begon Corry, die klassieke talen had willen studeren, op aandrang van haar vader aan de Gemeente-universiteit aan de studie rechten. In 1938 legde ze het kandidaatsexamen af. Ze onderhield een geheime liefdesrelatie met haar labiele neef Pieter Blind. Op 14 mei 1940 schoot Blind haar en zichzelf in zijn auto dood te Amsterdam, ergens tussen begraafplaats Zorgvlied en de R.K. Begraafplaats Buitenveldert. Of dat met de instemming van Corry gebeurde, is controversieel. In 1951 verwerkte Hermans deze gebeurtenis en zijn relatie tot zijn zuster in de roman 'Ik heb altijd gelijk'. In september 1940 begon Hermans aan een studie sociale geografie aan de Gemeente Universiteit, dat in Nederland werd gegrondvest door S.R. Steinmetz. Hermans was gefascineerd door diens studie 'Die Soziologie des Krieges' uit 1925, een zoektocht naar 'een soort oeragressiviteit bij de mens.' Hij volgde colleges over onder meer de sociografie van Japan, Nederlands-Indië, koloniale volkenkunde, politieke geschiedenis en economische geschiedenis. Het laatste college werd gegeven door N.W. Posthumus. Voor het laatste vak maakte Hermans een werkstuk van zesduizend woorden over de slavernij in Amerika. Ook waren er verplichte colleges geologie, door H.A. Brouwer, en fysische geografie. Onder het laatste vak vielen onderwerpen als klimatologie, oceanografie, cartografie en kaartkennis, en geomorfologie.In 1941 stapte hij over op fysische geografie, waarvoor hij zijn scheikunde moest ophalen. Professor Bakker stelde hem in hetzelfde jaar aan als student-assistent, tegen een jaarsalaris van negenhonderd gulden en vrijstelling van collegegeld. Op 9 april 1943 behaalde Hermans zijn kandidaatsexamen. Hij moest zijn studie staken toen de bezetter in april van datzelfde jaar de loyaliteitsverklaring ook van studenten ging eisen en Hermans niet tekende. In de periode dat de invasie van Normandië plaatsvond, werd het eerste nummer van literair tijdschrift Podium voorbereid. Toen het tweede nummer uit was, werd redacteur Gerrit Meinsma tijdens een razzia opgepakt en naar een werkkamp in Drenthe overgebracht om dwangarbeid te verrichten. Omdat meisjes binnen het afgesloten gebied werden toegelaten, bracht mederedacteur Corrie van der Noord hem een damespruik en -kleren. Flirtend naar de Duitse soldaten fietste Meinsma de poort uit, nagefloten door de Duitsers. Kennelijk is Hermans dit avontuur ter ore gekomen, want dergelijke aandacht van militairen trekt ook Osewoudt in De donkere kamer van Damokles wanneer hij als verpleegster verkleed gaat. Op 26 augustus 1942 werd Hermans het Formulier 1 van de Nederlandsche Kultuurkamer toegestuurd, dat aspirant-leden kregen wanneer zij zich aanmeldden. Op 31 augustus ontving de Ledenregistratie het ingevulde formulier retour. Het registratiedossier werd op 8 september aangemaakt en op 20 oktober werd het Formulier 4 gestuurd, de 'voorlopige legitimatie' van lidmaatschap. Een werkelijk bewijs van lidmaatschap bestaat niet. Volgens biograaf Otterspeer en het NIOD was de aanmeldingsprocedure 'niets minder dan een administratieve puinhoop'. Van september 1943 tot augustus 1944 onderhield hij een liefdesrelatie met de ruim anderhalf jaar oudere Truus Esser, volgens biograaf Otterspeer 'misschien wel de grootste liefde uit Hermans' leven, omdat het de meest intense liefde was'. In 1943 ontmoette hij bij een tekenleraar Oey Tjeng Sit, een op het eiland Java geboren student farmacie, met wie een jarenlange vriendschap ontstond. De sluiting van de universiteit en het stilvallen van het openbare leven leidden ertoe dat hij zich meer op het schrijven ging toeleggen. Tot dan had hij novellen geschreven, maar vanaf 1943 ontstonden ook romans. Enkele gedichten verschenen in september 1944 in het ondergrondse tijdschrift Parade der Profeten. In de zomer van 1944 publiceerde Hermans clandestien zijn gedichtenbundel 'Kussen door een rag van woorden'. Ook nam Hermans deel aan het zeilkamp aan de Loosdrechtse Plassen dat dat tijdschrift van 2 tot 10 september had georganiseerd, dat echter sterk werd ingekort omdat maar vier deelnemers opdaagden. De laatste oorlogswinter werden de omstandigheden grimmig. Hermans vermagerde sterk en zijn kamer was zo koud dat zijn vingers verstijfden. De kou dwong hem naar de huiskamer, waar het weer te druk was om te schrijven. De literaire bijeenkomsten die hij in deze periode bezocht, leverden hem de vriendschap met Charles B. Timmer op. Ook maakte hij begin 1945 kennis met de dichter Adriaan Morriën, aan wie hij 's avonds het manuscript van Conserve voorlas. Omdat de spertijd dan al aangebroken was en Hermans dus niet meer over straat kon, bleef hij bij Morriën overnachten. De vreemde sfeer van de roman intrigeerde Morriën voldoende om twee fragmenten in het eerste nummer van Criterium op te nemen, maar hij vond Hermans' poëzie 'larmoyant en weinig origineel' en die deed hem denken aan de 'dik aangezette tragiek' van Hendrik de Vries. Hermans boekte weinig succes op erotisch gebied. Een verkoopster van de boekhandel A.A. Balkema in het Huis aan de Drie Grachten had hij in een brief van april 1944 het hof gemaakt, maar zij wees hem af omdat zij hem te jong vond. Bovendien had zij al een minnaar, de leraar en literatuurcriticus D.A.M. Binnendijk. Hij werd in 1990 tot eredoctor benoemd van de Universiteit van Luik en in 1993 van de Universiteit van Pretoria. In maart 1995 werd bij Hermans longkanker geconstateerd. Op 10 april werd hij opgenomen in de Park Leopoldkliniek te Etterbeek voor testen en een biopsie, waarbij naast suikerziekte een aangetaste lever en longemfyseem werd vastgesteld. Tien dagen later werd hij nogmaals opgenomen. Zijn vriend Freddy de Vree signaleerde tijdens ziekenbezoek dat een jonge verpleegster Hermans onbedoeld wist op te beuren door, blozend tot achter haar oren, te vragen: "Meneer, bent u die meneer Hermans van wie wij op school die schone boeken moesten lezen?" Hij wordt gezien als een van de belangrijkste Nederlandse romanschrijver van na de Tweede Wereldoorlog. Overleden te Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht. Op 1 mei is hij in dezelfde stad op Daelwijck gecremeerd.