Geboren te Delft. Was een Nederlandse plateelschilder, dichter, journalist, romanschrijver, rechter, columnist en aan het einde van zijn carrière ambtenaar op het ministerie van Nationale Opvoeding. Paape kwam ter wereld in een arm gezin met veel kinderen. Omdat hij goed kon tekenen, leverde zijn vader hem in 1765 af bij een plaatselijke aardewerkfabriek, waar hij het ambacht van plateelschilder leerde. In 1779 werd hij ontslagen. In Delft was hij inmiddels opgenomen in een kring van dichters, liefhebbers en notabelen. In 1781 kreeg hij een baantje als bediende bij de Kamer van Charitate, de plaatselijke instelling van armenzorg. Allengs won Paape in de Delftse politiek aan gezag en zeggenschap. In 1782 sloot hij zich aan bij de Patriotten. Op 12 januari 1784 werd het exercitiegenootschap in Delft opgericht. In 1785 begon hij als journalist van de plaatselijke Hollandsche Historische Courant, sinds 1775 in handen van Wybo Fijnje. De krant werd tot de radicaalste dagbladen van het land gerekend. Fijnje moest zich diverse malen komen verantwoorden, vooral voor artikelen die geschreven waren door zijn vriend en mederedacteur. Paape schreef pamfletten en gedichten en wierp zich op als theoreticus van de patriotten en als historicus van de genootschappen. Hij behandelde in zijn eerste en enige deel de geschiedenis van het genootschap in Dordrecht, Delft en Almelo. Op 21 augustus 1787 vond in Delft een omwenteling plaats in de vroedschap: diverse regenten werden afgezet. Gerrit Paape legde er in zijn verslag de nadruk op dat de tegenpartij beschaamd en verstomd was door de orde en rust waarin zich het gehele gebeuren had afgespeeld. Eind september 1787 vluchtte Paape naar Amsterdam en twee weken later met pruik en hoed via Antwerpen en Brussel naar Duinkerken. Op 3 april 1789 werden hij en Wybo Fynje wegens majesteitsschennis voor eeuwig de toegang tot vier gewesten ontzegd: Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht. Herman Willem Daendels benoemde Paape in Sint-Omaars als zijn secretaris. Onder Pichegru kwamen de beide mannen op 21 september 1794 in 's-Hertogenbosch terecht. Het beleg van de stad zou drie weken duren. Daendels plannen tot eigenmachtig optreden in de Bommelerwaard, in zijn opdracht door Paape naar de krant verstuurd, verschrikte de Fransen. Na baantjes in Delft, Dordrecht en Den Haag werd hem in september 1796 een eervolle betrekking in Leeuwarden aangeboden. Daar werd hij benoemd in de Raad van Justitie, maar zonder enige juridische kwalificatie. Paape hervatte zijn journalistieke werk bij de radicale Friesche Courant om de burgers met het revolutionaire ideeëngoed vertrouwd te maken, gewoonlijk onder pseudoniem. Het Kollumer oproer veroorzaakte grote tegenstellingen in Friesland, zodat Daendels te hulp werd geroepen. Paape, anti-orangist in hart en nieren, gooide zijn onafhankelijkheid te grabbel door vooruit te lopen op gerechtelijke procedures en uitspraken. Paape werd geroyeerd en vertrok hij in mei 1797 naar Den Haag. Er deugde niets meer van de Bataafse revolutie. Paape schreef 'Vrolijke Caracterschetsen' en 'De Knorrepot en de Menschenvriend', een scherp en briljant portret van zijn voormalige collega-rechter in Leeuwarden, de radicale Abraham Staal, die mogelijk al in 1787 een niet te veronachtzamen rol speelde. In 1798 is hij benoemd als ambtenaar op het ministerie van Nationale Opvoeding. Ten tijde van de Staatsgreep hernieuwde hij zijn contact met Pieter Vreede. In zijn laatste levensjaren werd Paape getroffen door ziekten, die hem tot het bed veroordeelden. Paape schreef talrijke boeken en toneelstukken, veelal geromantiseerde verhalen over het vluchtelingenleven in de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk, gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen en feiten. Overleden te Den Haag aan waterzucht.