Geboren te Hannover. Was een Duits schrijver, geoloog, kunsthistoricus en avonturier. Hij is in betrekkelijke vergetelheid geraakt als de oorspronkelijke auteur van 'Baron Munchausen's Narrative of his Marvellous Travels and Campaigns in Russia' (1785). Dit komt ten dele doordat zijn boek anoniem werd gepubliceerd. Het oorspronkelijke Engels werd al in 1786 in het Duits vertaald door Gottfried August Bürger, en pas toen er een biografie van Bürger verscheen, in 1847, werd onthuld dat Raspe de auteur van de Munchausen was. Raspe was van jongs af aan zeer geïnteresseerd in geologie, maar studeerde filologie, natuurwetenschappen en rechten aan de universiteiten van Göttingen en Leipzig. Hij raakte geïnteresseerd in oude teksten in een tijd waarin het filologisch onderzoek een hoge vlucht nam. Daarnaast publiceerde hij in 1763 een geologisch werk, en nam in 1767 dienst bij de landgraaf van Hessen-Kassel als conservator van zijn munten- en edelstenenkabinet. In 1769 werd hij op grond van zijn wetenschappelijke reputatie toegelaten als lid van de Britse Royal Society. Sinds zijn studententijd had Raspe echter op te grote voet geleefd, en de verleiding werd de jonge conservator te veel: hij begon edelstenen van zijn werkgever te ontvreemden om zijn schulden aan te zuiveren. Hij moest vluchten, werd gevangengenomen maar slaagde erin te ontsnappen, eerst naar Nederland en vervolgens naar Engeland, waar hij in 1775 aankwam. Op grond van zijn wandaden werd hij daar uit de Royal Society gezet, waarop hij de uitgever van de Society benaderde met het voorstel een satire te publiceren op de Transacties van dat eerbiedwaardig gezelschap; de titel zou moeten zijn The Unphilosophical Transactions of the British Savants ("De onfilosofische verhandelingen van de Britse wijzen"). De uitgever bleek meer geïnteresseerd in een reeks boeken over mineralogie, door Raspe te vertalen, maar na enkele publicaties droogde de stroom in 1776 op. In hetzelfde jaar wees Kapitein Cook zijn verzoek af hem mee te nemen op een expeditie naar Tahiti. Een jaar later vroeg Raspes vrouw, met wie hij in 1771 was getrouwd maar die hij in Duitsland had achtergelaten, echtscheiding aan. Raspe had zich inmiddels met de geschiedenis van het olieverfschilderen beziggehouden, verhuisde in 1782 naar Cornwall en sleepte daar in 1784 de opdracht in de wacht bodemonderzoek te doen. Al spoedig was hij echter bezig een catalogus van edelstenen samen te stellen. In 1789 kreeg hij de opdracht mineralogisch onderzoek te verrichten in de Schotse Hooglanden. Pas na zijn dood werden er verhalen openbaar dat hij nu opnieuw fraude had gepleegd: hij zou pyriet in de grond hebben verborgen, daarmee de valse indruk wekkend dat er goud te vinden was, en toen hij de fondsen had ontvangen om met de ontginning te beginnen, zou hij met de noorderzon zijn vertrokken. Toespelingen op dit verhaal, waarvan de waarheid nooit is bewezen, vinden we terug in Walter Scotts roman 'The Antiquary' (1816). In 1792 deed Raspe bodemonderzoek in Wales, in 1793 vertrok hij naar Ierland om koper te zoeken. Daar werd hij het volgende jaar ziek en overleed te Killarney.