Geboren te Lebedjan, Oblast Lipetsk. Jevgeni Ivanovitsj Zamjatin promoveerde aan het St Petersburg Polytechnisch Instituut als marine ingenieur, zijn studie werd onderbroken door zijn deelname aan de 1905 Revolutie en zat in de Bolshevik gevangenis gevangen. Begon met schrijven in 1908, trok zich uit de aktieve politiek terug en gaf les aan het Polytechnisch Instituut tot aan zijn emigratie en bouwde, als scheepsbouwkundig ingenieur, ijsbrekers in Engeland van 1916 tot 1917. Na de Russische Revolutie werd Zamjatin een leidende figuur in de Russische literaire wereld: hij gaf literaire tijdschriften uit, zetten literaire cursussen op en was leermeester van de non-conformistische Serapionbroeders. Zamjatin kreeg het al snel aan de stok met de dogmatische en bureaucratische bolsjewistische machthebbers en nam het op voor de ‘ketters’. 'Ware literatuur wordt niet gemaakt door ambtenaren, schreef hij in zijn beroemde essay 'Over literatuur, revolutie en entropie' (1923). In 'De vuren van de heilige Domenicus' (1923) legt hij een overduidelijke analogie met de inquisitie. Het gevolg van Zamjatins onafhankelijke houding was dat hij ‘de duivel van de Sovjetliteratuur’ werd. Vanaf de publicatie van zijn reeds begin jaren twintig geschreven toekomstroman 'Wij' in 1929 waren de verhoudingen helemaal verstoord. Zamjatin trad zelf terug uit de schrijversbond en schreef in juni 1931 zijn beroemde 'Brief aan Stalin', die de geschiedenis van de Russische literatuur is ingegaan als een document van een grote, moedige persoonlijkheid: 'Ik heb de gewoonte niet te zeggen wat op enig moment dienstig lijkt, maar wat mij op dat moment de waarheid lijk', legde hij uit. Zamjatin vroeg om toestemming naar het Westen te emigreren, en op voorspraak van Gorki werd hem dat, tot zijn eigen verbazing, verleend. Zamjatin overleed, berooid en door heimwee verteerd, op 53-jarige leeftijd in Parijs.