Geboren te Cincinnati, Ohio. Fredric William Brown was een Amerikaans schrijver van sciencefictionromans en detectiveverhalen. Brown werd met name bekend met zijn korte verhalen, vaak niet meer dan 1000 woorden, soms zelfs niet meer dan 500. Hij werd al jong wees, zijn moeder overleed op zijn veertiende, zijn vader een jaar later. Het vroege overlijden van zijn ouders droeg bij tot het atheïsme dat Brown zijn leven lang aanhing. Hij volgde de avondschool aan de Universiteit van Cincinnati waar hij Engels en geschiedenis studeerde. Zijn studie duurde slechts een jaar waarna Brown allerlei baantjes had van bordenwasser tot detective. Brown had talent voor schrijven en in 1936 begon hij columns te leveren aan The American Printer. In 1938 verscheen zijn eerste detectiveverhaal The Moon for a Nickel in Detective Story. Omdat het schrijven nog niet genoeg opbracht werkte hij een tijdje voor de Santa Fe Railroad, terwijl hij in de avonduren detective- en SF verhalen bleef schrijven voor allerlei tijdschriften. In de Tweede Wereldoorlog meldde hij zich vrijwillig voor het leger, maar werd afgekeurd. In 1946 verscheen zijn eerste SF-roman What Mad Universe. In 1947 verscheen de misdaadroman The Fabulous Clipjoint waarvoor hij van de Mystery Writers of America de hoogste onderscheiding, de Edgar Allan Poe Award, kreeg toegekend. In Frankrijk werd een van Browns bundels fantastische verhalen zó uitzinnig bejubeld - ‘Een moderne Jeroen Bosch!’ schreef de ‘Nouvelles Littéraires’ - dat zijn faam nu ook snel tot andere landen begon door te dringen.

Hij gaf zijn correctorsbaantje op en begon van de pen te leven. Als een verhaal niet op gang wilde komen, had Brown de gewoonte om achterin een Greyhound-bus te gaan zitten en zich kris-kras door het land te laten rijden. Hij zag dan niemand van de andere passagiers en evenmin wat zich buiten afspeelde; maar in zijn hoofd begon zich langzaam de film te ontrollen voor het verhaal dat hij nodig had. Brown was een meester in het vinden van plots voor verhalen. Hij kon naar een buschauffeur kijken of naar een vrouw die een straat overstak en dan een verhaal bedenken over wat er met deze personen zou gebeuren als bijvoorbeeld de wereld vergaat of een marsbewoner landt. Omdat Brown zowel detective- als SF-verhalen schreef, kon hij gemakkelijk plots uit detectiveverhalen verplaatsen naar SF en omgekeerd.

Veel van zijn verhalen spelen met het thema van de geest en de realiteit, wat is waar en wat is onze verbeelding? Een van Browns meest bekende verhalen is Arena uit 1944 over een aardbewoner die tegen een bewoner van een andere planeet moet vechten ter vermaak van een groep 'superieure' wezens. Het verhaal werd diverse malen bewerkt voor televisie, de eerste keer voor de originele Star Trek-serie. Humor was een andere belangrijk stijlmerk van Brown. In zijn roman Martians Go Home bijvoorbeeld maakt hij het genre belachelijk van Marsbewoners die de aarde willen veroveren. In Browns boek zijn de Martianen echt kleine groene mannetjes en zijn ze ook nog eens hinderlijk brutaal, grof in de mond (ze hebben Engels geleerd door de tv-programma's te bestuderen) en regelrechte hufters.

Brown had last van allerlei allergieën en astma. Begin jaren zestig ging het zo snel bergafwaarts, zeker toen hij meer ging drinken, dat hij niet meer in staat was te schrijven. Zijn laatste verhaal (in samenwerking met Carl Onspaugh), Eine Kleine Nachtmusik verscheen in 1965. Overleden te Tucson, Arizona. Co-auteurs: Carl Onspaugh, Mack Reynolds.