Hij schreef ook onder F.S. Rombouts en Fr. S. Rombouts. Hij behaalde verschillende onderwijsbevoegdheden en in 1915 de akte Duits MO-A. Vanaf 1915 volgde hij enkele jaren colleges aan het Pedagogisch-Psychologisch Instituut van de RK Leergangen.
Vanaf 1911 publiceerde hij met grote ijver over pedagogiek. Hij behartigde de belangen van het katholieke onderwijs en in het bijzonder de katholieke opvoeding. Rombouts publiceerde vele artikelen in het onderwijstijdschrift Ons Eigen Blad, waarvan hij vanaf 1919 hoofdredacteur was. Van 1921 tot aan zijn dood was hij hoofdredacteur van de Opvoedkundige Brochuren Reeks, uitgegeven door de Drukkerij van het RK Jongensweeshuis. Na 1925 schreef hij enkele psychologieboeken, en in 1931-1933 schreef hij de driedelige pedagogiekmethode Katholieke Pedagogiek. Enkele van zijn leer- en leesboekjes voor de lagere school zijn De Hunnenburcht (1912), Onder de Eskimo’s (1915), Avonturen van een vlieger (1916), Vreselijke dagen in een duikboot (1916), Een Bretonse zeeheld (1916), Jonker Lente (1917), De Meiboom: Leesstof voor de lagere school (1947-1950) en Geef acht! Nieuwe rekencursus voor de lagere school (1948-1950). In De Engelbewaarder schreef hij korte bijdragen, waaronder enkele gedichten (1905-1912). Zijn bibliografie, bestaande uit 771 publicaties (periode 1911-1949), verscheen bij zijn 50-jarig jubileum in 1950. In 1931 werd Rombouts lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.