Geboren in Antwerpen. Zijn vader was Frans en zijn moeder Duitse. Als kind was hij dikwijls ziek zodat hij slechts sporadisch naar school ging. Door zelfstudie werkte hij zich op en werd hulponderwijzer. In 1830 nam hij dienst in het Belgisch leger. Hij kon de hardheid van het legerleven niet aan en werd gedegradeerd. Na zijn demobilisatie in 1836 begon hij te schrijven, eerst in het Frans, daarna in het Nederlands. Kwam aan de kost als klerk bij het provinciebestuur maar hij nam ontslag om zich helemaal aan het schrijven te wijden. Wegens politieke moeilijkheden dook hij enige tijd onder. In een romantisch historisch proza ontpopte hij zich als flamingant. Zijn epos ‘De Leeuw van Vlaanderen’ zou generaties lang bijdragen tot de Vlaamse bewustwording. In 1841 huwde hij met Maria Peinen. Ondertussen deed hij het kalmer aan en was hij griffier geworden bij de Academie voor schone kunsten te Antwerpen. Evolueerde naar een minder radicaal katholiek realisme alhoewel hij flamingant bleef. Hij schreef nu maatschappelijke zedenromans zoals ‘Siska van Roosemael’. Vanaf 1850 begon hij dorps- of landelijke romans te schrijven zoals ‘De Loteling’ en ‘De arme edelman’. In 1856 werd hij benoemd tot arrondissementscommissaris te Kortrijk. In zijn Kortrijkse periode verburgerlijkte zijn litterair werk. Uit die periode dateert o.a. ‘Bella Stock’. In 1869 tenslotte werd hij conservator van het Wiertzmuseum te Brussel. Alhoewel het in zijn privé-leven minder goed ging - zijn twee zonen overleden - betekende dit op letterkundig vlak een herleving met o.a. ‘De kerels van Vlaanderen’. Een standbeeld te zijnen ere werd te Antwerpen onthuld in augustus 1883. Een maand later overleed ‘De man die zijn volk leerde lezen’ te Elsene aan een maagkwaal die hem reeds lang hinderde. Werd begraven te Antwerpen op het Kielkerkhof. In 1936 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het Schoonselhof. ‘De Leeuw van Vlaanderen’ en ‘De loteling’ werden verfilmd.