‘O dorpje mijn’ is nergens onder te brengen. Het is geen sprookje en geen satire, het geeft geen steken onder water, het haalt niemand over de hekel, het heeft geen politieke achtergrond. Het is alleen maar kolder - sublieme en blijmoedige kolder. Kinderen kunnen zich ermee amuseren, maar volwassenen zullen er toch nog veel harder om moeten lachen. Het opgewekte werkje bestaat uit zeventien verhalen die onveranderlijk beginnen met de optimistische zin ‘Die dag was het heel mooi weer’. Ieder verhaal handelt over een vreemde gebeurtenis in het dorpje. Ze wordt steevast teweeggebracht en (of) opgelost door ene meneer Pantalon, een heel gewoon mannetje overigens, dat iedere dag uit wandelen gaat met zijn bejaarde hond Auguste. Het heeft niet de minste zin u de inhoud van deze verhalen, vuurwerken van gekke vondsten, na te vertellen. Het gaat trouwens alleen maar om de manier waarop Jean Cau ze vertelt, om de onverwachte wendingen en invallen, om de dolzinnige trekjes - en in dit geval niet minder om de illustraties van de beroemde Franse tekenaar Siné, die zich kennelijk met evenveel plezier heeft uitgeleefd in deze kolderieke fantasie als de schrijver.