Het kwam zo. De schrijver, die op een koude winteravond in de diepe grootvaderstoel dicht bij het vuur zat, hoorde dat de kinderen van de tekenaar de geschiedenis van kleine Ikke, het vrouwtje Konkelfoes, het mannetje Doemaarwat, en van de vele, vele andere, die bij het Sprookjeshuis te pas kwamen, nog niet kenden. En omdat hij toch de ‘Sprookjesjas’ droeg en in de goede stemming voor vertelsels was is hij toen meteen maar van wal gestoken. En de tekenaar vond het allemaal zo mooi wat de schrijver vertelde, dat hij vol enthousiasme papier en potlood nam, en een heleboel mooie tekeningen maakte. Later, toen de schrijver, alles wat hij de kinderen van de tekenaar had verteld, opschreef, kon hij die tekeningen goed gebruiken. Nu is het verhaal uitgegeven en kunnen ook andere kinderen de geschiedenis van kleine Ikke lezen en schrijver en tekenaar hopen, dat zij er net zoveel plezier van zullen hebben als de kinderen van de tekenaar en… zij zelve.