Op Goede Vrijdag van het jaar 1300 is Dante 35 jaar oud, "Op het midden van ons levenspad" (Nel mezzo del cammin di nostra vita, canto 1:1). Hij is verdwaald in een donker woud, dat een allegorie is voor een diepe persoonlijke crisis, en mogelijk voor het beramen van zelfmoord; in canto 13 worden de zelfmoordenaars gestraft in een woud. Hij wordt belaagd door wilde dieren, die symbool staan voor zijn zonden: een panter symboliseert de lust, een leeuw de hoogmoed en een wolvin de hebzucht. Hij wordt gered door zijn jeugdliefde Beatrice en Vergilius (canto 2), die hem de weg wijzen.
Vergilius en Dante betreden de hel door een poort met daarop een negenregelige spreuk, waarvan de laatste regel beroemd is geworden: "Laat varen alle hoop, gij die hier binnen treedt"