‘Eilanden zijn er natuurlijk. En hermelijnen, marters en kleine wezels. Geen slangen. Die zijn er niet. Maar ratten: woelmuizen, gewone muizen en lemmingen. En alle kleine vogels en kleine diertjes. Vooral de knutjes. Ook muggen, vliegen en dazen. Op heldere dagen zweeft er een adelaar boven dit alles. Dan heb je ook nog de anderen. Noch mens, nog dier.’ ‘De anderen’ zijn schuwe, stille wezens die zich schuilhouden in de afgelegen oorden. Ze vormen een samenleving die uit twee elkaar rivaliserende groepen bestaat: het wolvenvolk en het berenvolk. Heilige grond die door beide volkeren wordt geclaimd, is de inzet van een slepend en bloedig conflict. Als een wolfman zonder naam, moegestreden en op zoek naar stilte, de oorlog korte tijd ontvlucht, ontmoet hij een beervrouw die hij Sjorpha doopt. En terwijl hun families elkaar in de bossen naar het leven staan, leren zij zichzelf, tegen de verdrukking in, de magische staal van de hartstocht.