Op een keer vonden kinderen in een regengeul een dingetje ter grootte van de kippenei dat een baantje in het midden had en dat op een graantje geleek. Iemand op doorreis zag het dingetje bij de kinderen, kocht het voor een vijftal kopeken, bracht het naar de stad en verkocht het aan de tsaar als een rariteit.
De tsaar ontbood wijze mannen bij zich, droeg hun op uit te zoeken wat voor een ding het wel was: een ei of een graantje. De wijzen piekerden en piekerden, maar ze konden het antwoord er niet op geven. Het dingetje lag op de vensterbank; er kwam een kip binnenvliegen, en die begon erin te pikken en pikte er een gat in; toen zag iedereen dat het een graankorrel was. De wijzen kwamen bij de tsaar en zeiden hem: "het is een roggekorrel".