Peregrinus is geen gewone kater, maar een scheepskat, geboren in het ruim van een schip. Hij heeft verre reizen gemaakt en door vreemde landen gezworven. Nu zit hij op een scheepsluik dat ronddobbert in een eindeloze zee. Bij een schipbreuk heeft hij ternauwernood het leven er afgebracht. Kismet, de visser, redt Peregrinus en neemt hem bij zich in huis. 's Avonds wanneer in de hut van de eenzame visser het houtvuur knettert en de pijp van Kismet geurt, begint Peregrinus te spinnen en al spinnende vertelt hij Kismet de avonturen uit zijn leven en de verhalen die hij heeft gehoord. Pas veel later, toen Peregrinus aan het einde van zijn leven was gekomen, schreef de oude Kismet alles op. En zo zijn ze bij de mensen gekomen, de verhalen van de spinnende kater. Wonderlijke verhalen zijn het, waarin een sprookjesachtige sfeer fonkelt tegen een achtergrond van Oosterse wijsheid.