Het gaat over vreemdelingen die zich zo maar aandienen, omdat hun wereld vergaat en ze gehoord hebben dat in de andere wereld (hún andere wereld, die van Bommeldam) het goud op straat ligt. Die vreemdelingen moeten gehuisvest en gevoed worden, en dat gaat ten koste van ‘het erfgoed van onze vaderen’ zoals markies de Canteclaer treffend zegt. Zoals gewoonlijk weet heer Ollie zich in de nesten te werken, maar aan het eind is alles weer goed.