Monique Uytenbroek is een dwarse, zestienjarige puber. Als ze in het zwart gekleed, en met pas gezette piercings in haar oren, samen met haar moeder Hannelore een bezoek aan haar dementerende oma brengt, schenkt haar oma haar een negentiende-eeuwse robe en een tasje met bijbehorende bijouterieën. De robe past volgens haar perfect bij het gothic-image van haar kleindochter. Dat haar eigen moeder haar ooit had laten beloven de robe en de bijouterieën nooit te zullen dragen, dat blijft ergens verborgen zitten in haar dementerende brein. Monique is verrast door het cadeau. Thuisgekomen vindt ze in het tasje een paar oorbellen en een halsketting met daaraan als tranen geslepen hangers van obsidiaan. Het aanraken van zowel de robe als de juwelen bezorgt haar niet alleen een vreemde sensatie, de set blijkt haar ook nog eens ongekende krachten te geven. De robe en de juwelen hebben ooit behoord aan Eloise Uytenbroek, eigenaresse van het Huis te Sluis, dat door vererving eigendom is van Moniques oma. Op het moment dat Moniques moeder Hannelore een auto-ongeluk krijgt en in coma in het ziekenhuis komt te liggen, neemt het verhaal een duistere wending.