Olle van Tol, het zoontje van de boerenarbeider van Tol, wordt dikwijls door zijn zieke moeder op sprookjesverhalen vergast. Op zesjarige leeftijd verliest hij zijn moedertje en wordt een onverzorgd en ondeugend jongetje. Op zekere dag houdt hij haagschool en loopt alleen langs een mulle zandweg waar hij het ‘Stofmannetje’ ontmoet, dat hem de weg wijst naar het sprookjesland. Hier komt hij in het bezit van een ‘verdwijnmantel’ waarmee hij, zo dikwijls als hij maar wil, terug kan keren in de sprookjeswereld. Telkens als hij hiervan gebruik maakt gaan de dieren die hij kent, met hem spreken en hij beleeft zo tal van wonderlijke avonturen en komt ook dikwijls in botsing met de werkelijkheid. Gelukkig zijn er vriendelijke mensen die hem begrijpen: de schooljuffrouw, het oude schoolhoofd en... tante Lena. Voor deze laatste vooral, die dikwijls voor Olle en zijn vader ’t huis komt zorgen, heeft de kleine deugniet grote liefde. Als zij eindelijk zijn tweede moeder wordt, begint er een nieuw leven voor Olle, waarvoor hij zijn sprookjeswereld graag ruilt.