Allemaal wierpen ze angstige blikken naar de hemel en bijna niemand had tijd om meer te zeggen dan 'dag'. Wat vreemd, zei Moem somber. Ik ken er zo'n hoop en we hebben elkaar zo lang niet gezien. En we hebben nu juist zoveel om over te praten! Ze zijn bang, zei Snuusmoemrik. Pff, zei Moem. Thuis kan geen gevaar zijn. Heel waarschijnlijk zijn wij ontzettend dapper! riep Sniff, en zwaaide met zijn dolk, zodat de juwelen schitterden. Ik geloof niet dat we bijzonder dapper zijn, zei Moem peinzend. Alleen zijn wij gewend geraakt aan die komeet. We zijn haast kennissen. Wij waren de eersten die ervan wisten en we hebben hem zien groeien en groter worden. Wat moet-ie eenzaam zijn... Ja, zei Snuusmoemrik. Wat moet iemand eenzaam zijn als iedereen bang voor hem is.