Ik heb mezelf niet in de hand. Het zijn niet mijn handen die het kwaad van de muur haken, het zijn niet mijn vingers die de steen loswrikken. Mijn handen zijn maar instrumenten, die door iemand anders geleid worden. Ik heb er geen controle meer over. Als de steen in mijn broekzak verdwijnt, voel ik de warmte die hij uitstraalt. Een weldoende warmte, die me onbekende krachten geeft om door te gaan met hert werk waarmee ik bezig ben. ‘En nu?’ vraag ik in trance. ‘Zoek de nooduitgang en loop naar buiten. Bij de steiger wacht een speedboat op je om je terug te brengen.’ Gehoorzaam probeer ik alle deuren te openen, maar zonder succes. ‘Alle deuren zijn op slot!’ hijg ik.