Hoe lang zaten ze nu al op de legendarische Berg van Bergwereld, rond dat Vat van Plenty! Bij hun bloed, hoe moesten ze dat weten? Niemand van hen had ooit verder dan tien geteld; tellen was in hun dagen nooit nodig geweest.
Hoe lang dus? Erg, erg lang. Soms kwam er wel eens eentje bij hen zitten rond het Vat, om mee te delen in de genietingen die het verstrekte; maar al gauw was zo iemand zijn eigen naam al half vergeten, evenals zijn verleden en zijn moment van aankomst, dus ook een dergelijk arriveren was geen baken in de oeverloze oceaan van de tijd.
Niet dat de Aanzittenden hier een probleem van maakten. Het Vat was immers eeuwig gevuld. Vlees, uien, look en rapen borrelden op uit het zoutige kooknat; ook verstrekte het Vat wijn, bier, mede, Irish coffee: al wat je maar wenste, verschafte het.
Het Vat was de droom van iedere krijgsman, van iedere amazone en gifmengster, van iedere held of heldin van wie de daden ooit op andermans in vreze trillende lippen waren.