Christiaan woont in Kielse Polder, te Antwerpen, een wijk waar veel arme mensen wonen. In zijn dagelijks leven is de vrijgezelle Christiaan dokter in zijn praktijk. Met regelmaat denkt hij terug aan zijn verleden en vertelt hij over diverse gebeurtenissen. Hij vertelt over zijn leven als student, waarin hij ooit een meisje heeft ontgroend, over het meisje Eveline, die in zijn jeugd abrupt uit zijn leven verdween, en over zijn moeder, waarmee hij een hechte band heeft gehad, maar die tot zijn verdriet overlijdt.
Vreemd genoeg komt hij bij het aangeven van zijn moeders overlijden, tot de ontdekking dat zijn vader, de man wie hij dood waande, in werkelijkheid helemaal niet dood is , althans het is niet zeker - maar slechts spoorloos is verdwenen. Het verhaal wordt hem verteld dat zijn vader op een dag een pakje sigaretten ging halen en vervolgens zomaar verdween. Christiaan snapt niet dat zijn vader dit hem heeft kunnen aandoen en praat er veel over met Jonas, een vriend van hem, en met de commissaris die zich destijds met het voorval bezighield. Echter, beide heren kunnen hem niet verder helpen.
Om toch meer te weten te komen over het verdwijnen van zijn vader besluit Christiaan zelf ‘op onderzoek te gaan’. Hij komt te weten dat zijn vader veel bewondering had over de mythe van Atlantis, de hoogontwikkelde verdwenen wereld in de Atlantische Oceaan.