Peter, Edmund, Susan en Lucy komen weer in Narnia. Ze zijn op hun kasteel, Cair Paravel. Maar in Narnia zijn er honderden jaren voorbijgegaan, dus het is een ruïne geworden. Dan redden ze een Dwerg en hij vertelt hen van Prins Caspian. De Telmarijnen zijn de baas in Narnia. Ze hebben de Oud-Narniërs (Nymfen, Centauren, Dwergen, Faunen, Sprekende Dieren) verdreven. Caspian is ook een Telmarijn, maar hij wil al de Oude Dingen weer herstellen. Caspian moet eigenlijk Koning worden, maar zijn oom Miraz wil hem doden. Daarom vlucht Caspian. Hij ontmoet de Oud-Narniërs. Miraz komt achter hen aan en wil hen aanvallen. De Oud-Narniërs, met Caspian als hun aanvoerder, vestigen zich in de Aslanberg. Als de Dwerg, Trompoen, hen alles heeft verteld, gaan ze op weg naar de Aslanberg. Als ze Aslan volgen, komen ze er. Peter en Miraz houden een tweegevecht. Door verraad van mannen uit het leger van Miraz, sterft Miraz. Dan valt het leger de Oud-Narniërs aan. Met behulp van de bomen wint Caspian. Alle Telmarijnen mogen weer terug naar hun eigen wereld. De vier kinderen moeten ook weer terug.