In het hoofd van de jongeman suist het. De gekste gedachten draaien om en om in zijn brein. Marika heeft op hem gewacht! Jean-Louis is haar volmaakt onverschillig. Het lijkt zelfs alsof ze de vroegere verhouding tot zijn oom slechts als voorwendsel gebruikt heeft om hem tot dit merkwaardige en sensationele rendez-vous over te halen. Marika blijft staan. Bernard evenzo. Enkele ogenblikken staan ze bewegingsloos en zwijgend in de maneschijn, die het water verandert in een gouden vloed. Dan zegt Marika: ‘Moet je zien, Bernard. De rotsen zijn net zo rood als overdag! Bloedrode rotsen. Is het niet prachtig!’ Bernard wil iets zeggen, maar zijn keel zit dicht en hij kan geen geluid uitbrengen. Marika schijnt het niet te merken. ‘Rood als bloed,’ herhaalt ze. ‘Prachtige kleur heeft bloed, vind je ook niet?’