Midden in zijn actieve leven vindt Eenhoorn zich plotseling opgesloten in een donkere lift, in gezelschap van een gegoede dame, een arme oude man en een tienermeisje. Redding komt niet opdagen, en al snel vervalt elke binding met de buitenwereld. De liftcabine is een val van de dood, maar tegelijk een universum. Eenhoorn bevrijdt zich hieruit in een hallucinatie, die hem naar een andere, woeste, meedogenloze wereld voert, waar echte gelijk staat met macht en waar andermans leven gedevalueerd is tot het minimum. In zijn droomfantasie wordt Eenhoorn geconfronteerd met werkelijkheden, die in zijn dagelijks bestaan geen rol mochten spelen.