Plotseling klonk er een lang aangehouden zucht en even plotseling keerde de kleur die van haar gezicht was verdwenen, erop terug en toen gingen haar ogen open. Clarke deinsde achteruit. Ze straalden een afschuwelijk licht uit, keken ver weg en een grote verwondering verspreidde zich over haar gezicht en haar handen strekten zich uit als om aan te raken wat onzichtbaar was; maar daarop vervaagde de verwondering en maakte plaats voor een uitdrukking van ongekende vrees. De spieren van haar gezicht verwrongen zich op gruwelijke wijze en ze beefde van hoofd tot voeten. Het was een vreselijke aanblik en Clarke snelde naderbij toen ze krijsend op de grond viel... Drie dagen later bracht Raymond hem bij haar bed. Ze lag daar met wijd-open ogen, haar hoofd rollend van links naar rechts en uitdrukkingsloos grijnzend. ‘Ja’, zei de dokter, koel als steeds, ‘’t is erg jammer, ze is volslagen krankzinnig. Maar daar was helaas niets aan te doen. En per slot van rekening heeft ze de Grote God Pan gezien...’ ‘Onder de schrijvers van pure-horror verhalen zijn er slechts weinigen zo zij er al zijn die de hoop kunnen koesteren, ooit de veelzijdige Arthur Machen te evenaren; in zijn werk zijn de elementen van verborgen en loerende verschrikkingen op een welhaast tastbare manier aanwezig.’ Howard Phillips Lovecraft.