Zweden, een duister woud in de middeleeuwen. Daar leeft Skord. Is hij een mens? Nauwelijks. Een trol? Misschien. Skord is onbevangen, slim en nieuwsgierig. Het toeval drijft hem de mensenwereld in. Hij leert hun taal en gaat steeds meer op hen lijken, maar... hij wordt langzamer oud dan wie ook en het kost hem moeite om dat te verbergen. Gedurende zijn lange, lange bestaan zoekt hij naar maatschappelijke erkenning, maar iedere keer als dat bijna lukt, komt iemand op de gedachten dat hij geen mens kan zijn en moet hij vluchten - meestal naar de vogelvrije rovers in het onherbergzame Skule, waar hij ooit onvrijwillig is terechtgekomen. In zijn leven ontmoet Skord vele mensen en van allen leert hij. Van bedelende kinderen begrijpt hij hoe de mensen de wereld zien, en bij een pionierspastoor doet hij zijn eerste boekenwijsheid op. Later probeert hij als alchemist goud te maken, neemt hij als chirurgijn deel aan de Dertigjarige Oorlog en maakt hij kennis met Linnaeus. Uiteindelijk vat hij een diepe liefde op voor een merkwaardige vrouw. Liever sterft hij dan van haar te worden gescheiden. En daarmee heeft hij het hoogste en wezenlijkste bereikt wat een mens kan bereiken: een ziel. Als zijn geliefde sterft, rest hem niets anders dan terug te keren naar het woud, zijn oorsprong.