Atoombommen hebben dood en vernieling gezaaid in België. Schaarse overlevenden hebben zich, biologisch verminkt, tot primitieve microgemeenschappen aaneengesloten, zonder van elkaars bestaan af te weten. Een van die gemeenschappen heeft zich twaalf generaties lang weten in stand te houden op de rechteroever van de Ma-aas (Maas) en wordt met straffe hand geleid door ‘de Moeder’, de enige die kan lezen. In een ‘Groot Gezicht’, een visioen onder invloed van het ‘Witte Poeder’, krijgt de Moeder de opdracht haar stam naar het westen te leiden, naar het ‘grote water’, de Noordzee, waar zij van alle biologische wanstaltigheden zullen genezen. In volle winter trekt de stam door ‘Taxland’ (de Kempen) westwaarts, bereikt in de lente het totaal verglaasde en ontvolkte ‘Antwerp’ (Antwerpen) en steken daar ‘Tschelt’ (de Schelde) over. Aan de hand van een half verschroeide landkaart zoeken zij, via Gent en Brugge, hun weg naar het ‘Grote Water’, waar Hydra, een bijna biologisch ‘zuivere’ kleindochter van de Moeder, de leiding van de stam overnemen.