Een klein, doodgewoon meisje, Mary Smit, raakt tijdens een saaie logeerpartij bij een oudtante op het platteland in een serie opwindende avonturen verwikkeld doordat te achtereenvolgens een poes, een wonderlijke bloem en een oude bezem vindt. De bezem is een toverbezem, en terwijl ze het gazon aan het vegen is worden Mary en Tim, de poes, meegenomen de lucht in, naar een groot kasteel waar een kostschool is gevestigd.
Mary en haar poes beleven er de dolste avonturen alvorens ze veilig en wel, terugkeren naar de oud-tante, die haar afwezigheid nauwelijks heeft opgemerkt.