Een septemberavond in het gehucht Eastwick, Rhode Island, Twee vrouwen, gebogen over hun cocktails en supermarktpaté, bespreken de laatste roddels. Een derde voegt zich bij het gezelschap en zegt: 'Die onweersbui laatst, was dat werk van jou?' Welkom in de heksenschaar van Alexandra, Sukie en Jane, wier echtgenoten zijn geworden tot respectievelijk een pot gekleurde stof, een bosje gedroogde kruiden en een placemat. Alexandra boetseert vrouwenfiguurtjes ('tietelingetjes'), Sukie verzorgt de roddelrubriek van het plaatselijke weekblad, Jane bespeelt fanatiek de cello. De drie maken vele boze tongen los door het getrouwde manvolk naar hun bed te lokken en te pas en te onpas hun magische krachten aan te wenden. Ze kunnen tennisballen in vleermuizen veranderen en dode wespen en papegaaiveren uit de monden van hun rivales laten rollen. Ze klágen niet alleen over het weer, ze doen er ook iets aan. Er ontstaat enige deining onder het drietal waaneer een puissant rijke vrijgezel zijn intrek in Eastwick neemt. Hij weet de vrouwen aan zich te binden door hun ego te strelen en hen voor erotische badpartijen uit te nodigen, overspoeld met champagne en gepeperde gerechten. Om het hardst vechten ze om zijn gunsten. Een hecht viermanschap ontstaat, maar is van korte duur.