Mariken, een vondelinge, wordt in het woeste Waanwoud grootgebracht door de wijze kluizenaar Archibald. Op haar zoektocht naar een nieuwe geit raakt ze in de grote stad verzeild. Dar komt ze in aanraking met vreemde, angstaanjagende types als de Zwarte Zwaluw en de Kille Gravin. Ze vindt onderdak bij een groepje rondreizende toneelspelers en leent Joachim kennen, een minstreel, die ervan houdt zowel Maria als de duivel te spelen. En zo ontdekt ze wat goed en kwaad is en leert ze wat het leven aan moois en afschuwelijks te bieden heeft.