‘Pinkelman gaat het leven door met de hemelse goedgelovigheid, die de sleutel tot alle avonturen is. Want de bedrogene is tenslotte altijd de overwinnaar en heeft het beste deel verkoren. Hij is een Scherts-Odysseus, een wezen, half mens, half tovenaar, mens genoeg om verwonderd rond te wandelen, en toch bevleugeld door dat zalige fatalisme dat alle onsterfelijken eigen is. Hij trok op naar het einde der wereld, wetend dat ook daar een herberg staat. Een goed mens, zegt Thackeray, wordt steeds eenvoudiger, hoe ouder hij wordt. Hij geniet de gastvrijheid van het toeval. Met fakkels en fanfares nodigt het leven de arme geest aan zijn tafel, als een hoge bezoeker. Maar de twijfelaar moet buiten blijven.’ Het bovenstaande is een voorbeeld van schriftvervalsing. Want eigenlijk werd het geschreven door Chesterton over de onsterfelijke Pickwick. We deden niets anders dan Pickwick veranderen in Pinkelman (ze beginnen toch allebei met een P). Gestolen goed gedijt niet, zou men zeggen. Maar zie, het klopte woord voor woord. En daarom heet hij zeer terecht: ‘de onsterfelijke Pinkelman’.